zaterdag 27 oktober 2012

Gezellig duurzaam, deel 3: Kopje thee

Soms gebeuren dingen in precies de juiste volgorde.
Een kennis vertelde me dat een waterkoker minder energie gebruikt dan een fluitketel, en nog geen week later gaf mijn fluitketel de geest.
Hoe, zo zult u zich misschien afvragen - in ieder geval stond ik het mij af te vragen, met luide stem en een taalgebruik dat mij waarschijnlijk in problemen zou brengen met de Schepper, als zo'n personage bestond en tijd had om zich druk te maken over enkele haastige en emotionele woorden in mijn keuken - hoe kan een fluitketel nou de geest geven? Er zit niet echt wat je noemt hoogwaardige technologie in verwerkt. Een ijzeren vat met een handvat en een fluitje, dat is het wel zo'n beetje. En aangezien je het fluitje, met een beetje goede wil, nog zou kunnen omschrijven als 'Het meest technologisch ingewikkelde deel van de fluitketel' is dan waarschijnlijk het eerste wat er kapot gaat, niet?
Nee dus. Dingen gaan ook nooit eens een keer zoals je verwacht. Het was het handvat. Dat was een houten handvat, en we kunnen ons afvragen hoe verstandig het is van de HEMA om een voorwerp, dat op het vuur geplaatst moet worden, te voorzien van houten onderdelen.
Kennelijk werd een deel van de warmte, die ik in mijn kopjes thee investeerde, gebruikt voor het vernachelen van mijn handvat. Zonde en jammer. Misschien zat er toch iets in die opmerking van mijn kennis, dat fluitketels meer energie verbruiken dan waterkokers?
Een rondje googlen leverde mij de gevraagde informatie. Waterkokers en fluitketels, dat maakt maar weinig uit. 0,022 kilowattuur per liter, ongeveer. In het voordeel van de fluitketel, dat dan weer wel.
MAARRRR duurzaamheid is zelden simpel. (Als u dacht dat dat van die 0,022 KwH/Liter simpel was, tenminste - ik ben zo vrij geweest de energiekosten voor het uitzoeken van dit feitje buiten beschouwing te laten. Googlen kost meer energie dan u denkt...)
Er zijn nog een paar factoren in het spel.
Kalk, bijvoorbeeld.
Wie water verwarmt, krijgt kalkaanslag. En de kalklaag die zich ontwikkelt in koker of ketel, wordt méé verwarmd als u water wilt koken. Regelmatig ontkalken bespaart dus energie (hoe vaak u moet ontkalken om de juiste balans te vinden tussen energiezuiniger koken enerzijds, en het besparen op azijn, die ook weer energie kost om te produceren en vervoeren, anderzijds - dat mag u lekker zelf uitrekenen. Ik ben gekke Henkie niet). Kalk in een koker valt eerder op dan kalk in een ketel, dus dat regelmatige ontkalken doe je eerder met een waterkoker. Of je moet ergens opschrijven hoe vaak je thee zet, en dan na elke vijftig keer (ik noem maar wat) netjes ontkalken.
Daarbij komt: veel waterkokers hebben een ruitje waardoor je precies kunt zien hoeveel water je aan het verwarmen bent. Fluitketels hebben dat niet. Daar moet je op het gevoel mee werken, en dat wil zeggen dat je regelmatig méér water verwarmt dan je nodig hebt. Of je moet een maatbeker strategisch tussen je kraan en je fornuis plaatsen.
Bovendien, en hier zit de echte winst, drinken wij thuis vaak groene thee. En veel van de betere groene thee-soorten dient met te zetten met water van 80 of zelfs 70 graden (bijvoorbeeld, respectievelijk, Lung Ching of Pi Lo Chun). Water verwarmen tot 80 graden kost, natuurlijk, veel minder energie dan doorgaan tot het kookpunt. Het is veel en veel makkelijker om dit verschil in te schatten bij een waterkoker dan bij zo'n potdichte fluitketel. (Ik gebruik zelf een vloeistofthermometer, maar ik ben dan ook een thee-purist. Lung Ching gezet op 100 of zelfs 90 graden is gewoon niet te zuipen). Je kunt ook een koker kopen waarvan je de temperatuur kunt instellen, al zijn die, zo heb ik inmiddels helaas ondervonden, niet altijd even betrouwbaar.
Kortom: op primaire prestaties legt de waterkoker het nét af tegen de fluitketel. Maar op secundaire prestaties (ontkalken, niet meer water verwarmen dan nodig, verwarmen tot onder het kookpunt) is een waterkoker veel mákkelijker in het gebruik.
Nu kun je zeggen: doe dan wat meer extra moeite voor die 0,022 KwH/L. Wil je nou duurzaam leven of niet!?
Maar als we de menselijke natuur in aanmerking nemen is het verstandig om te zeggen: neem lekker die waterkoker. Dan doen al onze natuurlijke, en op zichzelf domme en/of zelfzuchtige menselijke neigingen het duurzame werk voor ons.
Ziet er vies uit he, die kalk?
Lekker snel klaar he, als je niet meer water neemt dan nodig?
Lekker he, Lunch Ching van 80 graden?
Zo is de waterkoker duurzamer, niet omdat-ie minder energie gebruikt maar omdat-ie ons verleidt tot duurzaam gedrag.

zaterdag 13 oktober 2012

Gezellig duurzaam, deel 2: Hoera voor CO2!

Nu de ochtenden weer wat frisser worden begin ik langzaam mijn kachel onder de knie te krijgen. Hij is destijds aangeschaft om twee redenen: ten eerste omdat hij buitengewoon efficiënt is in het verbranden van hout en ten tweede omdat hij er mooi uitziet. Voor sommige waarden van mooi, natuurlijk. Als je houdt van veel versieringen en krullerige lijnen, dan is-ie foeilelijk. Houd je echter meer van rechte, strakke lijnen dan is-ie prachtig. (Voor wie nieuwsgierig is naar de esthetiek van mijn huiskamer, het is een Stuv 16 cube)
Het voordeel van die efficiënte verbranding is dat je minder houdt nodig hebt om je kamer warm te stoken. Een ander voordeel is dat het houdt bijna volledig verbrandt, wat wil zeggen dat het hout grotendeels wordt omgezet in waterdamp en CO2. En CO2 is, in dit verband, goed. De boodschap dat CO2 slecht is is er zo ingehamerd (en terecht) dat je bijna gaat vergeten dat zijn kleine broertje koolmonoxide ook geen lieverdje is.
Adem teveel koolmonoxide in en de sterft.
Je moet er vrij veel van binnenkrijgen, dat is waar, maar in de dagen dat Nederland zich warmde aan gaskachels kwam het regelmatig voor dat mensen, die indommelden bij een gaskachel waar een kleinigheidje mee mis was, nooit meer uitdommelden.
Hoera voor CO2, dus.
Ook al omdat er bij volledige verbranding maar weinig roet vrijkomt. En roet is niet goed. Ik woon in een buurt waar vrij veel mensen een open haard hebben. Op de mooie, heldere, vrieskoude nachten hangt er in mijn straat soms een dichte mist, die geen mist is - zelfs geen smog - maar pure rook. Op de traditioneel gezellige winteravonden - kerst, Sinterklaas, oudjaar - kan een asthma-lijder zich beter niet buiten wagen in onze buurt.
Roet is een moordenaar.
Het is de oorzaak van schoorsteenbranden, maar dat is klein bier. Het spul is kankerverwekkend en er zijn verbanden gevonden met hart- en vaatziekten. Wie hout wil stoken (en heel veel mensen willen dat; hun aantal zal over een jaar of tien explosief toenemen, want dan is de gasbel in Slochteren leeg en dan moet Nederland aardgas importeren, met alle gevolgen vandien voor de prijs) kan maar beter zorgen dat hij een zo volledig mogelijke verbranding weet te realiseren. Of leren leven met de gedachte dat je een moordenaar bent, natuurlijk. Een moordenaar van je eigen familie en buren, welteverstaan, want de meeste roet die je uitstoot komt bij jou in de buurt weer naar beneden.
Een kleiner deel verdwijnt de atmosfeer in, wara het dingen doet met ons klimaat.
Helaas is nog niet duidelijk wélke dingen.
Roet kan fungeren als condensatiekern en speelt dus een rol bij de vorming van wolken en regen. Regen is goed, natuurlijk, want waterdamp is een broeikasgas en alle waterdamp die als regen neerslaat is niet langer bezig met het opwarmen van de aarde.
Een deel van de waterdamp slaat echter neer als sneeuw, en sneeuw met roetdeeltjes erin is niet volmaakt wit. En absorbeert meer zonnewarmte. En smelt sneller. En dat is allebei jammer, want het weerkaatsend vermogen van sneeuw (de albedo) sp[eelt een belangrijke rol in het klimaatsysteem van de aarde.
Ook wolken spelen een belangrijke rol: ze kunnen het aardoppervlak warm houden ('s nachts) of juist koel (overdags).
Kortom: roet en klimaat, daar is het laatste woord nog lang niet over gezegd.
En dat hoeft ook niet. Wie maakt zich druk om het klimaat, terwijl hij bezig is zijn eigen familie om zeep te helpen?
Roet is niet goed. Volledige verbranding wel. Hoera voor CO2!
Mijn kachel is niet alleen, efficiënt, maar ook mooi. Het design van de kachel heeft jammer genoeg ook nadelen: als het hout erin niet goed brandt, is dat makkelijk aan te passen door er wat hout bij te gooien of even in de boel te poken.
En dat is niet aan te raden, bij de Stuv, want zodra je het raampje opendoet wolkt er dikke, vieze rook de kamer binnen.
Als de kachel schoon brandt heb je dat probleem niet, maar ja, dan hoeft het deurtje niet zo vaak open.
Inmiddels, nu ik 'm bijna een jaar heb, kan ik mijn kachel zó stoken dat ik niet meer hoef te rommelen en poken.
Tien maanden, minus vijf maanden zomer en lente, is vijf maanden. Dat is de tijd die ik nodig heb gehad om mijn kachel onder de knie te krijgen. Ik was geen onervaren stoker - jarenlang wist ik in een handomdraai een mooie fik te krijgen in onze open haard - maar elke kachel is anders en geen twee schoorstenen trekken hetzelfde. Ook voor zoiets simpels als het aansteken van een houtvuurtje geldt weer: You haven't learnt it if you haven't actually done it. En ik kan daaraan toevoegen: je hebt het pas goed geleerd, als je het heel vaak hebt gedaan.

Toen ik me vanmorgen neerzette bij de kachel, met mijn laptop en een kopje thee, had ik eigenlijk willen schrijven over de duurzame kanten van een kopje thee. Een inleidende opmerking over mijn houtkachel liep echter zodanig uit de hand, dat u de kop thee van mij tegoed moet houden. Volgende week dus nog meer gezelligheid!

zondag 7 oktober 2012

Het lot van de Schwarze Ungarin

Al een paar weken probeer ik het uit te stellen, maar daar kan ik niet eeuwig mee doorgaan. Uiteindelijk moet de waarheid boven tafel. De mensheid heeft recht op de keiharde feiten. Over mijn aardappeloogst.
Er is een manier van aardappels verbouwen die circuleert op het internet en die zelfs af en toe in boeken wordt beschreven, een revolutionaire manier die enorme opbrengsten op de vierkante meter belooft. Op de kwart vierkante meter.
Het gaat als volgt: neemt vier plankjes van ongeveer een halve meter lang, en een viertal latjes (of balkjes, ik ben geen timmerman en ken het technisch onderscheid tussen een dik latje en een dun balkje niet) van ongeveer een meter. Je schroeft de plankjes aan de latten vast, zodat de planken een vierkant vormen met de latten in de hoeken. Dan zet je dit vierkant, met de planken aan de onderzijde, in een hoekje van je tuin en in het zo ontstane 'bakje' plant je een paar aardappels.
Tot zover alles duidelijk?
Mooi.
Nu wacht je tot de aardappels ontspruiten.
Als de aardappelplanten een zeker formaat bereiken, sommigen van mijn lezers weten dit al lang, moet je de aarde eromheen wat naar de plant toe werken, zodat er een klein heuveltje ontstaat. Dat heuveltje zorgt ervoor dat de nieuw gevormde aardappels, die soms de neiging hebben boven de grond uit te komen, beschermd worden tegen zonlicht. Aardappels die met zonlicht in aanraking vormen glycoalkaloiden; giftige stoffen die de knol min of meer oneetbaar maken (als een aardappel groen is, heeft hij glycoalkaloiden aangemaakt en kun je er een serieuze buikpijn aan overhouden. Hoe serieus die kan worden weet ik niet precies, maar de Aardappel is familie van de Zwarte Nachtschade en daar kun je mensen dood mee krijgen. De gifstoffen zitten trouwens door de hele knol; het groen eraf schillen heeft geen nut).
Een andere reden voor dat heuveltje is dat de aardappelknollen het best groeien in losse aarde, en je kunt wel je hele aardappelveld los gaan spitten tot een diepte van 50 cm, maar het is eenvoudiger om de aarde wat op te hopen; dan ben je meteen aan het wieden.
Het idee is nu dat je, in plaats van aarde om de plant op te hopen, nu de aarde in het vierkante bakje gooit. En dat je, en nu komt het, daarna een nieuwe laag planken aan de latten schroeft en het hele proces herhaalt. Behalve het planten natuurlijk, want dat heb je al gedaan.
En daarna herhaal je het weer, en zo verder tot je een bak hebt van een meter hoog.
Als het tijd is om te oogsten, schroef je je plankjes los en voila: een krankzinnige hoeveelheid piepers op een waanzinnig klein oppervlak.
Velen rapporteren hiermee opbrengsten te halen van 25 kilo op een kwart vierkante meter.
Dat wilde ik ook wel, dus ik heb het eens fijn geprobeerd deze zomer.
Vele anderen rapporteren trouwens hiermee opbrengsten te halen van nul komma nul gram aardappels.
Dus dat werd spannend.
Welnu, mijn opbrengst lag dichter bij de nul dan bij de 25 kilo. Ik had aan het einde van de rit meer aardappels dan ik er aan pootgoed had ingestoken, maar daar is het dan ook wel zo ongeveer mee gezegd.
De methode werkt dus niet...
zou ik zeggen als ik mezelf te serieus nam.
Maar dat doe ik dus niet.
Weet ik veel waar het aan ligt? Misschien is het de methode die nergens op slaat. Misschien stond mijn aardappelbak op de verkeerde plaats (onder een robinia, wat om een veelheid aan redenen verkeerd is: aardappelen horen, naar verluidt, niet in de schaduw te staan, bomen sturen hun wortels omhoog dus mijn mooie aardappelbak zat vol boomwortels die waarschijnlijk heel wat voedingsstoffen bij mijn piepertjes weg hebben gesnoept - aan de andere kant, de wortels van de robinia leggen stikstof vast in de bodem, dus dat zou het probleem niet mogen zijn, of juist wel, wie weet verzopen mijn aardappels in een teveel aan stikstof en trouwens, misschien waren de wortels die ik tegenkwam wel van de naastgelegen klimop, het is een wirwar daar beneden). Of ik heb het verkeerde ras gebruikt (Schwarze Ungarin, ik dacht ik doe eens gek). Of, en dit is niet onwaarschijnlijk, ik heb de aarde er steeds op de verkeerde momenten opgegooid. Ik had nog nooit eerder aardappelen geteeld, dus ik had geen idee wat het goede moment is.
Over de vraag hoe verstandig het is te gaan experimenteren voordat je de basis onder de knie hebt zal ik verder zwijgen.
Feit is dat er maar één manier is waarop het goed kan gaan: als alles klopt. En er zijn heel veel manieren waarop het fout kan gaan. Zie boven.
Zo bezien is elke poging tot wat dan ook een hachelijke onderneming, maar dat is geen reden het bijltje erbij neer te gooien. Om met de grote Beckett te spreken: 'Try again. Fail better.'
Volgend jaar: andere plek, andere pootaardappel. Dán ga ik pas geweldig falen!