donderdag 24 mei 2012

Ik ga op rooftocht

Het regent al maandenlang geld op mijn dak. Niet in overdreven grote hoeveelheden, helaas: stuivers en dubbeltjes - op een heel goede dag zo'n tweeëneenhalve euro.
Daar zal ik dus niet rijk van worden, ook al heb ik de afgelopen weken relatief veel goede dagen gehad. Aan de andere kant: er gaan veel dagen in een jaar, en zelfs als het maar een paar honderd euro oplevert is het mooi meegenomen. En bovendien verwacht ik dat de hoeveelheid neerslag zal toenemen.
Want ik heb het natuurlijk over de zonnepanelen die ik vorig jaar op mijn dak heb laten leggen. Een PV-systeem (PV staat voor Photo-Voltaïsch, wat weer een duur woord is voor "licht omzettend in stroom") waarmee ik jullie allemaal een poot uitdraai.
Hoe zit dat, met die poot? Zonnepanelen leveren toch juist gratis energie, dat is toch geen stelen?
Dat zou waar zijn, als zonnepanelen aan de boom in mijn achtertuin groeiden. Daar groeien echter lijsterbessen aan en dat is jammer, want aan lijsterbessen heb ik niet veel - ze lokken zelfs geen vogels, want de achterburen hebben óók een lijsterbes en die is kennelijk lekkerder.
Zonnepanelen moeten geproduceerd worden en dat kost een hoop energie. En die energie komt niet van zonnepanelen, maar van fossiele brandstoffen.
Er zijn lieden die beweren dat zonnepanelen net zoveel energie kosten als ze opleveren; dat zonnepanelen een ERoEI energy return on energy investment) hebben van 1:1. Dat zijn echter meestal lieden die om een of andere reden tegen zonnepanelen zijn. Een ERoEI van ongeveer 3:1 is waarschijnlijker. Dat is mooi, maar niet krankzinnig hoog: ruwe olie die onder eigen druk uit de aarde komt heeft een ERoEI van ongeveer 100:1. Olie uit teerzand heeft een ERoEI van hooguit 6,5:1.
Het leggen van zonnepanelen op mijn dak heeft dus een flinke investering gevergd.
Die heb ik deels cadeau gekregen van... u, beste lezer!
Ten eerste kreeg ik een aardige subsidie, voor ongeveer een kwart van het aankoopbedrag, van de gemeente Nijmegen. Belastinggeld dus. Aan de Nijmegenaren onder u: hartelijk dank!
Ten tweede wordt het gebruik van fossiele brandstoffen flink gesubsidieerd door de overheid. Dat valt u, lezer, waarschijnlijk niet zo op wanneer u uw energierekening in de bus krijgt - dan lijkt het potdorie wel of u, door die vermaledijde energiebelasting, méér betaalt dan nodig! Welnu, ik kan u geruststellen: dat heeft u goed gezien. U betaalt ook meer. Maar u bent ook geen grootverbruiker; u bent geen industrie en geen transportbedrijf. Als u dat wel was, dan was u een stuk goedkoper uit. Niet via subsidie, maar via belastingvrijstellingen en -kortingen, wat zogenaamd iets heel anders is. We laten deze rhetorische truc even voor wat-ie is en keren terug naar de kern van de zaak: uw gulle donatie aan mij. U betaalt belasting en de overheid geeft die door aan de fabriek die mijn zonnepanelen maakt en de vrachtwagen die ze naar mijn deur brengt. Hartelijk dank!
Het zal de oplettende lezer overigens opvallen dat ik hier zelf ook een kleine rhetorische truc heb toegepast: ik ben van energie-investering overgesprongen op financiële investering. De financiële investering wordt verlaagd door de verschillende subsidies en belastingkortingen, maar die hebben vanzelfsprekend geen enkele invloed op de energie-investering. Je kunt hoog springen of laag, je kunt er zoveel subsidies tegenaan gooien als je maar wilt, maar de ERoEI blijft ongeveer 3:1.
Dat wil zeggen dat het voor ons als maatschappij een krankzinnige investering zou vergen om over te schakelen op duurzame energie (de ERoEI van andere duurzame bronnen is niet veel hoger dan die van zonnecellen). Als we alle energie die we nu gebruiken op duurzame wijze zouden willen winnen, dan zouden we éérst ons energieverbruik met 33% moeten terugdringen, om de besparing helemaal in alternatieve bronnen te steken. Ziet u het gebeuren?
Kortom: wij als maatschappij zijn behoorlijk het bokje.
Het is dus verstandig om als individu nu actie te ondernemen. Schaf, als je kunt, je eigen duurzame systeem aan!
Hier helpt Vimes' Boots Principle de rijken weer: ondanks alle financiële steun die ik van jullie allemaal heb gekregen, was er nog best een behoorlijk startbedrag nodig. Dat geeft niks, want ik verdien het terug - sterker nog, de energieprijzen zullen voorlopig blijven stijgen dus met de financiële return on investment zit het helemaal goed. Ook nodig voor het leggen van zonnepanelen op mijn eigen dak was natuurlijk: een eigen dak. Ook hier kreeg ik weer een aardige subsidie van jullie allemaal (hypotheekrente-aftrek, nietwaar?), dus Vimes' Boots marcheren andermaal door mijn straatje.
En dan nog. Op mijn dak paste helaas niet meer dan voor ongeveer 25% van mijn totale huishoudelijke electriciteitsverbruik nodig is. Het komt er nu dus op aan die andere 75% nog terug te dringen.
Daar zal ik later op terug moeten komen. Maar niet volgende week, want dan zet ik mijn rooftocht voort. Ook voor mijn onschuldig uitziende tuintje ben ik kapitaal aan het vergaren dat uit de algemene zak komt. Hoe en wat precies, dat leg ik volgende week uit.

Na deze orgie van zelfzuchtigheid wil ik u, lezer nog even een kleine troost bieden. Die subsidie die ik van u krijg, via de belastingkortingen op fossiele brandstoffen en dergelijke?
Die krijgt u van mij ook, via dezelfde omweg. Belastingen, overheid, bedrijfsleven. IK hou mijn consumptie vrij laag, dus er is een gerede kans dat u van mij méér krijgt dan ik van u.
En?
Waar gebruikt u mijn geld voor? Zonnepanelen of een vliegvakantie?

woensdag 16 mei 2012

Vimes' boots principle

Bij veel mensen leeft het idee dat duurzaamheid duur zou zijn.
Ik heb zelfs een mevrouw gekend wiens idee van humor het was om te spreken over duur-zaam. Ze lachte erbij alsof ze de meest spitsvondige woordspeling maakte sinds de garagehouder zei: uw peugeoo is kapoo, mevrouw.
In plaats van de domste misrekening sinds Chamberlain 'peace in our time' beloofde.
Haar krakkemikkige gevoel voor humor zal ik verder buiten beschouwing laten, hoewel zulke slechte grappen me dieper pijn doen dan ik zeggen kan: die mevrouw heeft zichzelf ook niet gemaakt, en humor kun je nauwelijks leren. Zand erover.
Domme misvattingen, daarentegen, zijn makkelijk te verhelpen.
Duurzaamheid, beste lezer, is niet duur.
Duurzaamheid is zelfs - hou je vast - ontzettend, krankzinnig, ongelooflijk goedkoop.
Vergelijk bijvoorbeeld het gemiddelde inkomen van een Nederlander en, pak 'm beet, een Namibiër.
Vergelijk daarna hun ecologische voetafdruk.
Valt je iets op? Die Namibiër vervuilt niet zo gek veel, he? En hij maakt ook niet zoveel olie op. En hij vist de zee niet leeg. Hij leeft veel duurzamer dan wij, op een veel kleiner budget - gek he?
Wat die domme mevrouw bedoelde was eigenlijk niet: duurzaam is duur. Wat ze bedoelde is: onze Nederlandse levensstijl in stand houden zonder de aarde al te veel te belasten, dat is duur.
Ja.
Allicht is dat duur.
Want het kan eigenlijk niet.
Zonneboilers zijn duur, ja, en hybride auto's ook.
Maar de verwarming lager zetten, en geen auto hebben, dat is dan weer heel goedkoop. En het is nog een heel stuk duurzamer.
In veel huizen is de grootste kostenpost op de energierekening de wasdroger (als er tenminste geen waterbed staat). De wasdroger op groene stroom laten werken, dat doen voornamelijk mensen die geld over hebben. En de kans dat u, lezer, tot die groep behoort is niet buitengewoon waarschijnlijk, gezien het economische klimaat.
Gelukkig is er ook een andere manier om de was duurzaam te drogen.
Het wasrekje.
Wie in het gelukkige bezit is van een huis met een trapgat, heeft eigenlijk een gratis wasdroger. Warme lucht stijgt namelijk. Ze gaat op weg naar boven. En wie komt ze halverwege tegen? Inderdaad: de was.
Nadeel van deze methode is wel dat de luchtvochtigheid in je huis behoorlijk kan toenemen. Wel een raampje openzetten op de bovenverdieping, dus, want vochtige lucht is niet alleen slecht voor je hout en pleisterwerk, ze is ook moeilijker te verwarmen. En dan stook je wat je wint in het trapgat weer weg op zolder.
De allermooiste oplossing is: de was buiten drogen. Aan het balkon, in de tuin, uit het raam desnoods. Dat kan alleen als het weer goed is. Liefst een beetje warm, een zacht windje erbij misschien, maar dan heb je ook wat. Niet alleen heb je dan geen last van vocht in huis, je hebt bovendien was die heel erg lekker fris ruikt.
Dat is, net als de ruwe tanden van vorige week, een andere lente-sensatie: de geur van wasgoed dat in de wind te drogen heeft gehangen. Daar valt door de wasmiddelfabrikanten niet tegenop te parfumeren.
Tenzij je vlak naast een snelweg woont, natuurlijk.
Dan ruikt je was naar snelweg. En er zitten roetdeeltjes in. Dan wordt je was een gezondheidsrisico.
Hier zien we Vimes' Boots Principle in werking.
Die term kent u niet, want ik heb hem net bedacht. Hij verwijst naar de Sam Vimes, de door Terry Pratchett bedachte politiecommandant. Die trouwt met een hertogin. Na een aantal jaren realiseert hij zich opeens dat hij al tein jaar geen nieuwe laarzen heeft gekocht. Zijn rijke echtgenote heeft hem namelijk een paar nieuwe, stevige, dure laarzen gegeven.
Van zijn politiesalaris kon hij alleen slechtzittende, inferieure, goedkope laarzen betalen. Die kostten twee dollar. Zijn nieuwe laarzen wel acht.
De oude laarzen gingen een jaar mee. Zijn nieuwe laarzen zes.
Kortom: hij bespaarde vier dollar als hij duurdere laarzen kocht. En ze zaten ook nog eens lekkerder.
Dit principe - rijken hebben uiteindelijk lagere onkosten dan armen, en ze krijgen er meer kwaliteit voor terug - zien we ook bij het wasrekje.
Wie een huis heeft met een trapgat kan zijn was binnenshuis uithangen zonder dat het veelgebruikte ruimte in beslag neemt. Wie een tuin of een balkon heeft, en in een goede buurt woont, kan zijn was buiten hangen. Die heeft helemaal geen extra kosten, en zijn was ruikt bovendien het lekkerst.
Wie op een flatje vlak bij een snelweg woont - tja, die zal een droger moeten kopen.
Toen ik zelf nog op een flat woonde (re3at5ef ver weg van alle snelwegen en zware industrie), moest ik de was altijd op een rek hangen dat op het balkon stond. Het mocht, van de Vereniging van Eigenaren, niet buiten het balkon.
Want anders ging de buurt achteruit. Dan kon iedereen namelijk zien dat we geen wasdrogers hadden.
Dat soort regels kom je op veel plaatsen tegen.
Maar niet in de duurdere wijken. Daar mag je was gewoon buiten hangen, want iedereen gaat ervan uit dat men in rijke wijken makkelijk een wasdroger zou kunnen betalen.
Dus dat hoef je niet meer te bewijzen.
Zo zijn de welgestelden wederom het goedkoopst uit. En hun was ruikt ook nog eens lekkerder.
Naar lente.

woensdag 9 mei 2012

De ruwe tanden van de lente

Duurzaamheid – het wil maar geen trend worden. Een van de redenen daarvoor is, vermoed ik, gelegen in het feit dat het woord op teveel verschillende vlaggetjes staat. Vlaggetjes waarachter heel verschillende colonnes marcheren, op heel verschillende marsmuziek en in heel verschillende uniformen, en uiteindelijk zelfs in heel verschillende richtingen.
Daar is bijvoorbeeld de colonne der doemdenkers, een luidruchtige phalanx die niet aflaat ons te wijzen op de aanstaande gevaren van Peak Oil, klimaatverandering, de schier leeggeviste oceanen met hun dead zones en plastic-afval-eilanden, de dreigende tekorten aan zoet water en zeldzame aardmetalen en – nou ja, elke doemdenker heeft zo zijn eigen doemscenario (de in de jaren '80 zo populaire kernoorlog maakt in deze kringen een verrassende comeback, meestal als 'uit de hand gelopen conflict tussen India en China om drinkwater'. Dit scenario lijkt overigens te veronderstellen dat niet-blanken op het suicidale af irrationeel zijn en niet in aanraking zouden mogen komen met gevaarlijke technologie. Er bevindt zich een kleine maar buitengewoon onfrisse brigade in de colonne der doemdenkers.)
In een aan de doemdenkers radicaal tegengestelde richting marcheren de 'Bright Greens', die liever nadenken over oplossingen dan over problemen. Die oplossingen moeten doorgaans komen van de technologie: verbeterde zonnecellen, elektrische auto's, gentechnologie, bio-engineering en natuurlijk de panacee die al decennia lang bijna binnen handbereik is: de koude kernfusie. Ook wordt er veel verwacht van computers: Smart Dit en Smart Dat zullen het verschil moeten maken.
De enige min of meer groene partij die ons land arm is, heeft zich stevig midden in dit kamp gepositioneerd. Vanuit electoraal standpunt begrijpelijk: de boodschap 'we gaan duurzaam groeien' zal ongetwijfeld meer stemmen opleveren dan 'we gaan goedschiks of kwaadschiks krimpen'.
Kennelijk leest deze partij, die in haar geschiedenis altijd geïnspireerd is geweest door het Rome-rapport 'Grenzen aan de Groei', datzelfde rapport nu als 'kuch-kuch, kuch, kuch, Groei'.
Dan is er nog de colonne van de hippe duurzamen, voor wie de bakfiets meer een lifestyle-keuze dan een serieus vervoermiddel is.
En er is de goed bewapende troepenmacht van het bedrijfsleven, die met steeds luider tromgeroffel haar eigen duurzaamheid verkondigt. Doorgaans bestaan de wapens van deze colonne voornamelijk uit trommels, versterkers en megafoons. Het woord duurzaamheid ligt vooraan in hun blaffende bek, maar als het op bijten aankomt geven ze helaas zelden thuis.
Een mooi voorbeeld van de bij deze groep populaire strategie 'greenwashing' zag ik ooit op een pak melk. Daar stond te lezen: 'Dit is een duurzame verpakking. Je kunt hem recyclen door hem in de open haard te gooien en zo je huis te verwarmen.'
Je kunt maar lef hebben, als melkpakkenfabrikant.
(Voor wie het zich afvraagt: de binnenkant van dit melkpak had gewoon de gebruikelijke plastic coating)
Als er zoveel verschillende stemmen klinken, kan het niet anders of er dient zich een volgende colonne aan: die der verwarden. Gelieve 'verward' hier te beschouwen als een eufemisme. Wie wel eens iemand heeft horen beweren: 'Ik leef heel duurzaam want mijn auto is al twintig jaar oud', die weet wat ik bedoel.
Al deze colonnes bestaan weer uit brigades en detachementen, voorposten en achterhoedes die het hartgrondig met elkaar oneens zijn. Ze hebben ook allemaal argumenten, de een wat overtuigender dan de ander, maar toch: het is een hels karwei om uit te zoeken wie er gelijk heeft.
Een groep waar ik mij in elk geval niet toe zal rekenen is de colonne die het einde der beschaving stiekem als een zegen beschouwt. Dat zijn de mensen die eigenlijk toch al vonden dat het niet helemaal de goede kant op ging met dat hele beschavingsgedoe, en die alle eerder genoemde problemen (peak oil, klimaat, oceanen etcetera ad nauseam) voornamelijk beschouwen als de krachtige hand van Moeder Natuur, die ons vastgrijpt om ons eens te meer aan haar weelderige boezem te drukken, en nu voorgoed.
Deze groep gaat er stiekem van uit dat - als wij maar eenmaal leven volgens het Ritme van de Seizoenen - en als wij nemen wat de Aarde ons geeft, in plaats van te nemen wat we nodig denken te hebben – dat wij dan vanzelf gelukkiger en gezonder zullen worden.
Op het thema 'gezondheid' zal ik voorlopig niet ingaan, maar ik kan nu alvast wel zeggen dat deze leiden behoorlijk ongelijk hebben.
Over het Ritme van de Seizoenen kan ik kort zijn: dat deugt niet. In de winter en de vroege lente is er gewoon nergens vers voedsel te vinden. Ja, in Kenia, en Nieuw Zeeland en dat soort locaties, daar vind je sperzieboontjes en tomaten en paprika's en courgettes en, en, en je kunt het zo gek niet verzinnen. Dat ligt dus ook allemaal in de Nederlandse supermarkten (zolang het vliegverkeer nog vliegt).
Maar als we van Nederlandse verswaren afhankelijk zouden zijn (bijvoorbeeld om dat de kerosine op begon te raken), dan zou het van januari (laatste veldsla) tot april (eerste spinazie) armoe troef zijn. Één en al pompoenen, bonen en aardappelen. Kan heel lekker zijn, maar eind maart, begin april is het allemaal niet meer op zijn best. Of domweg op.
Dan komt daar de nieuwe oogst!
Waar je ook niet bepaald mollig van wordt.
Want wat heb ik de afgelopen twee weken uit mijn tuintje kunnen halen: spinazie en rabarber.
Verser dan ik mijn spinazie vandaag gegeten heb, kun je het nergens krijgen.
In totaal heb ik van een halve vierkante meter (was eerst een hele, maar muizen hebben zich aan mijn jonge aanplant vergrepen) ruim anderhalve kilo gehaald. Niet onaardig, maar als alles wat er tussen jou en een zekere hongerdood instaat 15 ons spinazie is...
De rabarber gaat daar nog ruim overheen, natuurlijk, maar daar moet je van houden. Doen mijn kinderen niet.
Ik wel, al is er één ding dat mij tegenstaat aan rabarber: je voelt het zo aan je tanden, als je ervan eet. Ze gaan ruw aanvoelen, als je er met je tong langs gaat. Alsof het bovenste laagje glazuur van je tanden is weggebeten.
En dat is het ook.
De boosdoener is oxaalzuur, een licht giftig stofje dat niet alleen in rabarber zit, maar ook in... spinazie! Zo merkte ik vandaag.
Kennelijk is oxaalzuur een stofje dat buitengewoon goed past bij de vroege lente. Nou lekker dan. Met je Ritme der Seizoenen.
Zolang je er niet teveel van eet kan het goedje overigens geen kwaad, hoor. Je moet er heel wat van naar binnen werken om last te krijgen van de laxerende werking.
Degenen die zeggen: “maar ik krijg er ook veel van binnen, want ik leef keurig volgens het Ritme der Seizoenen” hoeven ook nog niet in paniek te raken; oxaalzuur is heel makkelijk te neutraliseren. Je voegt gewoon een theelepeltje zuiver krijt toe aan je pannetje met groente. Zuiver krijt haal je bij de betere natuurdrogist – niet zomaar een handje vol schoolbordkrijt nemen! Daar zitten doorgaans niet alleen kleurstoffen in, maar ook allerlei goedjes die moeten voorkomen dat het krijtje teveel stof afgeeft. Dat wil je allemaal niet in je eten.
Van oxaalzuur gaat de boel gemeen schuimen, dat ziet er onaangenaam chemisch uit, maar de gedachte 'dit hadden ook mijn tanden kunnen zijn' maakt veel goed.
Soms moet Moeder Natuur gewoon een chemische schop onder haar kont hebben.

dinsdag 1 mei 2012

Ongezonde groei is ook groei. Nietwaar?

Is de mens een kind van moeder natuur? Of haar vijand? Geen van beide, zou ik zeggen. Nog afgezien van de vraag of moeder natuur wel bestaat, lijken allebei de beweringen een grote misrekening wat schaal betreft. De natuur is, laten we zeggen, vrij groot (hoe je haar ook definieert. In de meest ruime definitie heeft ze een doorsnede van 46 miljard lichtjaar, in de meest nauwe definitie heeft ze nog altijd een gewicht van zo'n 1110 miljard ton.) De mensheid is, in verhouding, best wel klein. Te zeggen dat de mens een vijand is van de natuur, of juist een kind van de natuur, een slaaf of heerser of wat dan ook van de natuur, is vergelijkbaar met de bewering dat één enkele eekhoorn de vijand (vriend, slaaf, meester etc.) zou kunnen zijn van een heel bos. Je zou kunnen tegenwerpen dat de mens, door zijn grote verstandelijke vermogens, een bijzondere plaats inneemt binnen de natuur. Dat zou te vergelijken zijn met diezelfde eekhoorn, die vindt dat hij een bijzondere plaats inneemt in het bos omdat hij zo buitengewoon goed is in het verzamelen van nootjes. Niet alleen zijn wij zo veel kleiner dan de natuur dat we tegen haar geen kans zouden maken, maar we zijn ook een deel van de natuur, zoals een eekhoorn deel is van zijn bos. Een van de nadelen van het veronderstellen van een anthropomorfe, dat wil zeggen mensvormige natuur is dat het deze verhouding onder het tapijt veegt. Als we spreken over 'moeder natuur', of als we aan de natuur wijsheid, voorliefdes of bedoelingen toeschrijven, maken we haar menselijk en daarmee klein. Zelfs wie zegt: 'Moeder natuur is zo groot en zo oppermachtig, dat ze ons zou kunnen vernietigen door het alleen maar te willen,' zelfs wie dát zegt maakt zich schuldig aan hoogmoed. Te denken dat de natuur al dan niet iets van ons zou willen! Het zal de natuur volkomen worst wezen wat wij uitspoken. Wat wij doen is nooit tegen de natuur. Ten eerste omdat 'de natuur' niet bestaat en ten tweede omdat alles wij, met alles wat we doen, deel uitmaken van de natuur. Een chimpansee die een stokje gebruikt om naar mieren te zoeken, die doet niets onnatuurlijks. Een mens die een deeltjesversneller gebruikt om naar Higgs-bosonen te zoeken ook niet. Als alles wat wij doen dan volkomen natuurlijk is, waarom zouden we dan nog een verschil maken tussen biologische en gewone landbouw? Als het vervaardigen en gebruiken van kunstmest of landbouwgif een natuurlijk proces is, wat is er dan op tegen? Die vraag is makkelijk te beantwoorden. Voor het maken van kunstmest is fosfaat nodig. Dat is een eindige grondstof die al aardig opraakt. Bovendien bevat kunstmest naast fosfor vooral stikstof en kalium. Elke plant heeft die drie stoffen nodig in stevige hoeveelheden, en daarom groeien planten zo welig als je er kunstmest op gooit. Maar, helaas helaas, planten hebben méér nodig. Bijvoorbeeld minuscule hoeveelheden ijzer, zink, koper en ook enkele exotischer bewoners van het Periodiek Systeem zoals mangaan, borium en molybdeen. De gevolgen laten zich raden. Met kunstmest sporen we de planten aan te groeien. Daarvoor moeten ze allerlei sporenelementen uit de bodem wegslurpen. Het volgende jaar gooien we er weer kunstmest op, zodat er weer nieuwe voorraden fosfor, kalium en stikstof beschikbaar komen. Maar de voorraden mangaan en zink, die al uitgeput zijn door de weelderige groei van het vorige jaar, hebben we niet aangevuld. Na een paar jaar is gezonde plantengroei onmogelijk geworden. Geeft niets. Ongezonde groei is ook groei, nietwaar? Je kostbare plantjes zijn wel wat minder gezond, en dus bevattelijker voor ziekten en plaagdieren, maar goed, daartegen zijn allerlei handige gifstoffen in de handel. Heel fijn. Het eind van het liedje is dat je grond overhoudt die volledig ontdaan is van de belangrijke sporenelementen (koper, molybdeen etc.), maar die er wel iets voor in de plaats heeft gekregen: restanten van allerhande soorten vergif. Doe dat op zoveel mogelijk landbouwgronden over de hele wereld, en je bent hard op weg naar een voedselcrisis. Liefhebbers van moeder natuur zijn geneigd het menselijk ingrijpen in het algemeen, en de technologie in het bijzonder, de schuld te geven van deze heilloze cyclus. Daar tegenover staat dat we de cyclus pas zijn gaan begrijpen toen we, dankzij ons technologisch vernuft, het bestaan van mangaan en molybdeen achterhaald hadden en de rol van deze en alle andere sporenelementen (ijzer, zink, magnesium etc.) begonnen te doorgronden. Hoera voor de technologie dus: zij heeft ons geleerd dat de methoden van de gangbare landbouw radicaal overboord dienen te worden gegooid. Niet omdat ze onnatuurlijk zijn, maar omdat ze buitengewoon onverstandig zijn. Hoe staat het inmiddels met de technologische ingreep in mijn eigen tuin? Het is maar een zeer eenvoudig stukje technologie, de muizenval, maar het werkt naar behoren. Na een half uur was de stand al één nul in het nadeel van de muizen. Dat tempo hielden we echter niet vast: inmiddels staat het vier nul voor mij. De muizen laten zich niet meer zien. Wat niet wil zeggen dat ze er niet zijn: ik heb het sterke vermoeden dat ze inmiddels aan de spruiten van de koolrabi zijn begonnen. De deugnieten. Gelukkig was ik de koolrabi aan het voorplanten in potjes, dus die kan ik mooi in veiligheid brengen terwijl ik nog een paar knagers naar de eeuwige kaasvelden help. Dat laatste moet overigens soms handmatig gebeuren: in een muizenval, zo heb ik tot mijn afschuw ontdekt, gaat een muis niet in één keer dood. Van de week vond ik een val met een levend, en tamelijk wanhopig, muisje erin. Ik schoof de val met prooi en al achter een plank. Met dat soort nare toestanden hoefde ik niet geconfronteerd te worden, dank je hartelijk. Muizen zijn niet erg stressbestendig, en ik wist dat het diertje redelijk snel een hartaanval zou krijgen en dan zou het aan alle aardse zorgen ontstegen zijn. Laat moeder natuur het vuile werk maar doen! Al snel keerde ik echter op mijn schreden terug. Ik had die toestanden toch zelf veroorzaakt? Nou dan! Dan was het ook mijn taak om te zorgen dat ze niet langer zouden duren dan strikt noodzakelijk. Ik pakte het dichtstbijzijnde tuininstrument en met een flinke tik was het diertje uit zijn lijden verlost. Een klein beetje misselijk was ik er wel van. Maar men dient verantwoordelijkheid te dragen voor zijn eigen handelen. Volgende week een vrolijker onderwerp: de eerste oogst!