maandag 16 april 2012

Bedankt, moeder!

De natuur, daar heb ik een hekel aan. Mensen die goedkeurend over 'de natuur' spreken, zijn in principe niet te vertrouwen. De meesten onder hen hebben geen kwade bedoelingen, integendeel zelfs, maar het zijn slordige denkers. En slordig denken kan net zo schadelijk zijn als kwade trouw.
Want was is de natuur?
Nogal makkelijk, zou je zeggen: het geheel aan bloemen en bomen en dieren en zo.
En stenen? Zijn stenen ook natuur?
Ja hoor, alles wat niet door mensen gemaakt is, is natuur. Dus stenen ook.
En een dood dier? Laten we zeggen, een konijn dat aan myxomatose is overleden? Pijnlijk maar waar: ook dat is de natuur.
En een konijn dat door een mens is doodgeschoten? Dat is een lijkje, door menselijk handelen tot stand gekomen. Misschien vindt u dat al geen natuur meer. Misschien nog wel, maar dan komen de volgende vragen: een gevild konijn? Een gebraden konijn? Een opgezet konijn? Een opgezet konijn met een electromotortje erin, dat met zijn pootjes kan bewegen en met zijn kopje draaien? Een konijnenskeletje in het natuurhistorisch museum? Een met fluorescerende verf bespoten konijnenskeletje in het museum voor moderne kunst?
Waarschijnlijk heeft u ergens gedurende deze opsomming gezegd: nee, dát is geen natuur meer. Daar speelt het menselijk ingrijpen een te grote rol.
En dán pas omt de kernvraag. Behoort de mens tot de natuur?
Iedere mens is gemaakt door twee andere mensen. Minstens. Soms is de hulp van een medisch team nodig, wat de leuke vraag oplevert: zijn reageerbuisbaby's minder natuurlijk dan andere baby's?
Deze vraag bevestigend beantwoorden zou harteloos wezen. Toch voelen we dat er een verschil is; als we spreken van een verwekking 'langs de natuurlijke weg' doelen we niet op een IVF-behandeling.
Dit verschil lijkt veroorzaakt daar de mate van technologie die nodig is geweest om iets te maken. Hoe meer technologie, hoe onnatuurlijker.
Deze vuistregel doet ook recht aan de intuïtie dat de moderne maatschappij minder natuurlijk is dan die van honderd jaar geleden – die op haar beurt weer minder natuurlijk was dan die van tweehonderd jaar geleden.
Laten we haar dus maar volgen, tot we een betere hebben.
Let wel: dit is een idee over de mate van natuurlijkheid die we ergens aan kunnen toekennen. Dat is nog iets anders dan 'de natuur'.
Wie boeken leest (of gesprekken voert) over biologische landbouwmethoden komt haar vaak tegen, 'de natuur'. Soms zelfs in de persoon van 'moeder natuur'.
De bio-boer werkt samen met de natuur, namelijk. Hij leert zelfs luisteren naar de natuur.
Het ergste wat ik op dit gebied heb gezien, is de bewering dat 'de natuur een eeuwenoude wijsheid bezit'.
Zo zout eet je het maar zelden. Nog afgezien van het feit dat 'eeuwenoud' een beetje een understatement is - dit universum heeft er al miljarden jaren van natuurlijke processen op zitten - wordt de natuur hier zonder meer voorgesteld als een menselijke figuur.
Het al dan niet bezitten van wijsheid is een zuiver menselijke eigenschap.
Voor wijsheid heb je hersens nodig, een hoofd om die hersens in te bewaren en een lichaam om dat hoofd te dragen. Dat heeft de natuur allemaal niet.
Ja, hèhè, inderdaad: de natuur heeft alle lichamen en hoofden en hersens die er bestaan, want die maken allemaal deel uit van de natuurlijke wereld. Maar er is nergens een stel hersens waarvan we kunnen zeggen: deze hersens zijn de hersens van Moeder Natuur.
Er zijn mensen die deze gedachtengang geborneerd vinden. Die zeggen: er zijn ook onstoffelijke wezens, goden, geesten, noem het hoe je het noemen wilt.
Het staat eenieder vrij om te geloven wat hij of zij wil, maar ik wil er graag op wijzen dat dergelijke ideeën meestal schadelijk zijn voor degene die erin gelooft en zijn of haar verhouding tot de wereld.
In het geval van de natuur leidt de gadachte dat zij een min of meer mensvormige figuur zou zijn tot een schromelijk overschat mensbeeld. Zijn wij kinderen van moeder aarde? Dat zouden we wel willen. We zijn heel kleine aapjes op een grote ronde steenklomp en er is geen moeder natuur die ons kan helpen of naar wie we kunnen leren luisteren.
Wie begint biologisch te tuinieren krijgt vaak te horen dat hij zoveel mogelijk 'natuur' op zijn lapje grond moet weten te lokken. De natuur zal ons namelijk helpen plaagdieren en ziektes onder controle te houden.
Helaas is 'de natuur' daarin helemaal niet geïnteresseerd.
Een voorbeeld: ik hoopte de slakken en andere ongewenste kruipers in mijn tuin dwars te zitten door een notoire slakkenvreter naar binnen te lokken. Ik maakte een egelhuisje van oude bakstenen en stoeptegels. Ik bedekte het geheel met een dikke laag aarde zodat het 's winters niet te koud zou worden en 's zomers niet te droog. de aarde werd op haar laats gehouden door een rand van oude dakpannen – een reeks randen, want het was een heuveltje en dat betekent: terrasbouw! In de ruimtes tussen de dakpannen plantte ik aardbeien.
Het zag er heel idyllisch uit - en het werkte als een tierelier! Binnen een week zag ik een egel die grote hoeveelheden nestmateriaal naar zijn nieuwe holletje sleepte.
Ik gaf, in gedachten, moeder natuur een high-five en de rest van die zomer gooide ik alle slakken, die ik vond, bij de egel naar binnen. Om zijn huisje extra aanlokkelijk te maken: gratis eten thuisbezorgd!
Het enige resultaat was dat alles, wat ik dat jaar geplant heb, is opgevreten door slakken. De egel had zich bedacht en is vertrokken, kennelijk. De toegang van zijn huisje ligt inmiddels vol zand; kennelijk is er daarbinnen iets ingestort.
Er wonen nog wel diertjes in de egelburcht: een familie muizen heeft er haar intrek genomen. Zij eten mijn spinazie op.
Bedankt, moeder natuur!
Nu kan ik twee dingen doen: ik kan vertrouwen op moeder natuur en wachten tot er vanzelf een uil gaat nestelen in mijn lijsterbes, of ik kan de technologische weg bewandelen en muizenvallen kopen.
Nou, ik weet het wel.
Ik bewandel een tussenweg. Ik herbouw de egelburcht – egels eten ook muizen, tenslotte – en probeer hem nog wat aantrekkelijker te maken. Ik ben en lui mens namelijk, en de gedachte dat iemand anders mijn oorlog tegen de cohorten van slak en muis voor me voert - die gedachte is zó onweerstaanbaar aantrekkelijk, dat ik ervoor zal werken tot het zweet me vn de schiuders gutst.
En totdat de nieuwe burcht verrijst: tjak!

maandag 9 april 2012

De vriendin van elke luiaard

Bij mijn opvoeding heb ik het idee meegekregen dat voedsel verbouwd dient te worden zonder gebruik van kunstmest of landbouwgif. Biologisch was beter, dat behoefde verder geen betoog.
Geen idee of het waar is.
Biologisch voedsel, schijnt het, heeft even veel voedingswaarde als agritech-voedsel, en dat het gebruik van landbouwgif aan strengere regels is gebonden dan het tijdens mijn jeugd in de jaren zeventig was, dat geloof ik zonder morren.
Inmiddels is de wereldbevolking gegroeid, en wel zodanig dat de groei nog even zal voortzetten ook al zou paus morgen besluiten het belang van de werkelijk bestaande wereldburgers boven dat van de (mogelijk, eventueel) toekomstige wereldburgers te stellen en, met een draai van 180 graden, de hemel te beloven aan elke condoomgebruiker.
7 miljard mensen. Straks misschien 9.
Kan de biologische landbouw er zoveel voeden?
Over deze onderwerpen worden felle debatten gevoerd, en wie zich ook maar een beetje verdiept in de materie komt al snel tot de rotsvaste overtuiging dat er maar één goede conclusie mogelijk is.
Helaas komt niet iedereen tot dezelfde conclusie, en al die rotsvaste overtuigingen maken het debat er niet minder fel op.
Nu ben ik een beetje een lui mens, en ik kies er doorgaans voor om het trekken van een conclusie zo lang mogelijk uit te stellen. Meestal gaat het dilemma dan vanzelf weg.
Zo ook nu. Of de agritechnologische landbouw gezonde producten kan opleveren, of de biologische landbouw de wereld kan voeden – het zal er binnenkort waarschijnlijk weinig meer toe doen. De keuze wordt, als het ware, voor ons gemaakt. Kunstmest wordt gemaakt van fosfaat en fosfaat is een minerale grondstof die, dat is minerale grondstoffen eigen, in beperkte mate voorhanden is. Ook aardolie, een grondstof waarvan de grootschalige landbouw volledig afhankelijk is, ligt in eindige hoeveelheden in onze bodem opgeslagen en ook die voorraden raken uitgeput.
De vraag of biologisch werkelijk beter is, doet dus niet ter zake. In de toekomst eten we biologisch of we eten niks.
Onder meer om die reden ben ik begonnen een deel van mijn voortuin op te eisen, tot verdriet van de rest van mijn gezin, om daar op biologische wijze groenten te verbouwen. Ten eerste hoop ik mezelf zo een vaardigheid aan te leren waar in de toekomst veel vraag naar zal zijn, of in elk geval kennis op te doen die ik later zal kunnen doorgeven aan mensen die hem nodig hebben. In de tweede plaats hoop ik dat ik, als de meest sombere voorspellingen waarheid worden en onze samenleving binnen enkele decennia in ernstig verval raakt, nog de mogelijkheid zal hebben mijn gezin van gevarieerde voeding te voorzien.
Nu is er een reden dat de grootschalige landbouw zijn toevlucht neemt tot kunstmest. Dat ontdek je al heel snel als je zaadjes in de zandige bodem van Nijmegen stopt.
Er groeit hier, naar beneden afgerond, niks.
Binnen afzienbare tijd zal dit waarschijnlijk gelden voor grote delen van onze aardbol – een fenomeen dat wel Peak Soil genoemd wordt. Hierover in latere posts meer.
Kortom: er moet bemest worden. Maar dan wel biologisch.
Ik ben, zoals gezegd, een luiaard. Dus toen ik over een manier las om tegelijkertijd te bemesten én onkruid tegen te gaan was ik al snel verkocht. Die methode heet sheet mulching en ze bestaat uit het in laagjes aanbrengen van organisch materiaal. Dit materiaal vergaat, bemest zo de planten en verhindert en passant het kiemen van onkruid. Het 'recept' luidt: plaat karton, laagje compost, plaat karton, laagje stro, plaat karton (etc.). Dat leg je d'r in de herfst op, en dan in de lente: tadaa! Dikke laag vruchtbaar spul, en al het onkruid verstikt.
Nou – daar kan weinig mee mis gaan, dacht ik.
Ik had alleen niet al teveel karton en ook maar een heel klein beetje compost. Dat hele kleine beetje was net genoeg voor een dun laagje op de groentebedden, en daar kon nét een plaat karton overheen. Dat was te weinig – voeg elk jaar net zoveel organisch materiaal toe aan je grond als je er, in de vorm van groente, zelf uit hebt gehaald, zo luidt de vuistregel die ik ergens las en die heel redelijk klinkt en die ik daarom maar gewoon volg.
Niet alleen was het weinig - zo'n groot stuk karton in je voortuin, dat ziet er gewoon niet uit. 'Komt daar nog iets overheen?' informeerde mijn geliefde quasi nonchalant.
'Natuurlijk,' zei ik haastig. 'Stro of bladaarde of zo. Ik denk bladaarde.' Want ik had geen stro bij de hand.
Bladaarde had ik ook niet, maar de grondstof daarvoor is gratis dus daar kon ik wel aan komen.
Voor bladaarde leg je gewoon een grote hoop herfstbladeren in een hoekje van je tuin, je laat die een half jaartje liggen en huppetee: dikke compost waarin je de structuur van de bladeren nog een beetje kunt zien. Bomvol wormen, wat altijd een goed teken is als het om vruchtbare aarde gaat.
Het was herfst, dus er waren bladeren in overvloed, maar dat is nog geen bladaarde. Gaf niks: ik spreidde die bladeren gewoon uit over het karton en moeder natuur zou de rest wel doen, nietwaar? Die beste brave moeder natuur: de vriendin van elke luiaard!
Het geheel zag er trouwens buitengewoon aardig uit, vooral toen ik bovenop een laagje knal-gele bladeren legde (van de Ginko van de buren). Op het bedje daarnaast kwamen de knalrode bladeren van onze wingerd.
Een lust voor het oog!
En in de lente zou het allemaal, als door magie, getransformeerd zijn in super-vruchtbare grond! Ach, wat was tuinieren toch makkelijk...
Nee dus.
Bladeren worden geen bladaarde als je ze niet op een redelijk grote hoop legt. Een laagje bladeren blijft gewoon een laagje bladeren. Weet ik nu.
Het karton daaronder is inmiddels goed vergaan, maar de bladeren liggen er nog.
Dat zorgt voor een tweetal problemen.
Ten eerste: de erwtjes, die ik geplant heb, kunnen niet groeien. Zij zijn heel goed in het 'door een laag aarde heen groeien' maar helaas net iets minder goed in 'door een laag bladeren heen groeien'. Heb ik ontdekt. Hun stengeltjes kunnen niet goed omhoog, hun worteltjes niet omlaag. Er is maar een klein deel opgekomen.
Tijd voor probleem nummer twee!
Dat is het gevederde gevaar dat zich verschuilt achter de onschuldige naam 'merel'.
De merels uit onze buurt denken: mmmm, bladeren. Onder bladeren zitten altijd veel wormen, mmm!
Kortom, de gevleugelde rotzakjes, die straks al mijn kersen zullen opeten, korten voorlopig de tijd met het omspitten van mijn groentebedjes. Zeer grondig.
Dat doet die paar erwtjes, die er opgekomen zijn, bepaald geen goed. Misschien 10% is vooralsnog tot een zekere mate van wasdom gekomen.
Zonde van de nu weliswaar vruchtbare, maar ongebruikte grond. Plus: het ziet er niet uit, zo'n kapot gewroet bedje met hier en daar een erwt.
Gelukkig liggen de groentebedden op een zeer goed zichtbare plek. De hele lente zullen ze daar, visueel gesproken, blijven hameren op de boodschap: Bladaarde maak je met een bladerhoop, niet met een lullig laagje.
Die fout maak ik dus niet nog een keer.

maandag 2 april 2012

Hartelijk welkom

Hartelijk welkom.

U leest het eerste bericht uit een reeks – hopelijk een lange reeks – waarin ik verslag zal doen van mijn pogingen een min of meer duurzaam leven op te bouwen. Een duurzaam bestaan is allesbehalve vanzelfsprekend; veel van de benodigde technieken en vaardigheden vereisen een stevig beginkapitaal of technische kennis en training.
Door mijn beginkapitaal ben ik min of meer heen: een deel ervan heb ik verstandig besteed, een deel ervan heb ik aan onzinnige flauwekul verknald. Dit laatste deel - kenners van de menselijke natuur zullen zich hier niet over verbazen – was helaas het grootse.
Over mijn technische kennis en training kan ik kort zijn: die ontbreken vrijwel totaal.
Ik ben, kortom, niet bepaald in de beste positie om een duurzaam bestaan op te bouwen. Het is mogelijk, bijvoorbeeld, om een huis te bouwen dat evenveel energie opwekt als het verbruikt. Ook is het mogelijk een tuin aan te leggen die zichzelf min of meer in stand houdt, en die zonder enige vorm van kunstmest of gif, zonder tractor of landbouwmachines vrijwel evenveel voedsel oplevert als een grootschalige agri-technologische onderneming.
Deze mogelijkheden zijn echter alleen weggelegd voor mensen die een stuk grond tot hun beschikking hebben, en het kapitaal om aan bouwmaterialen of zaailingen te komen. Bovendien moet je technisch behoorlijk onderlegd zijn en hele groene vingers hebben. Ik ben redelijk succesvol in het ophangen van schilderijtjes en het indraaien van gloei- of spaarlampen, maar verder reikt mijn technische kennis niet. In het gelukkige bezit van groene vingers ben ik ook niet. Verre van! Vandaar dat ik dit blog heb vernoemd naar het lichaamsdeel dat het verst verwijderd ligt van mijn vingers (als ik mijn handen omhoog houd).
Over grootschalige, perfectionistische projecten zal ik het dus, naar verwachting, niet hebben in de jaren die voor ons liggen.
In plaats daarvan zal ik elke zondagavond verslag doen van mijn pogingen om binnen een beperkt budget te streven naar een duurzaam leven. Ik moet zowel mijn kapitaal als mijn vaardigheden, zeg maar, vanaf de grond opbouwen – vandaar de ondertitel van dit blog.
Mijn doelstelling is tweeledig: ten eerste zal ik u, lezer, informeren over mijn pogingen, zodat u de geslaagde ideeën kunt gebruiken en de mislukkingen vermijden. Ten tweede hoop ik dat u commentaar wilt geven op wat ik schrijf, en uw eigen ervaringen wilt delen met mij en eventuele andere lezers van dit blog.
Niemand weet hoelang het internet in zijn huidige vorm zal blijven bestaan. Er zijn mensen die beweren dat het door technologische vernieuwingen overbodig zal worden gemaakt; er zijn mensen die beweren dat het door energietekorten zal worden genekt. Ik kan niet in de toekomst kijken (als ik gedwongen zou worden mijn geld te verwedden op de uitkomst, weet ik waar ik mijn geld op in zou zetten - dat wel) maar ik kan wel de hoop uitspreken dat het internet lang genoeg zal blijven bestaan om u, lezer, en mijzelf een tijdlang te begeleiden op de weg die wij af zullen leggen op Groene Voeten.