maandag 9 april 2012

De vriendin van elke luiaard

Bij mijn opvoeding heb ik het idee meegekregen dat voedsel verbouwd dient te worden zonder gebruik van kunstmest of landbouwgif. Biologisch was beter, dat behoefde verder geen betoog.
Geen idee of het waar is.
Biologisch voedsel, schijnt het, heeft even veel voedingswaarde als agritech-voedsel, en dat het gebruik van landbouwgif aan strengere regels is gebonden dan het tijdens mijn jeugd in de jaren zeventig was, dat geloof ik zonder morren.
Inmiddels is de wereldbevolking gegroeid, en wel zodanig dat de groei nog even zal voortzetten ook al zou paus morgen besluiten het belang van de werkelijk bestaande wereldburgers boven dat van de (mogelijk, eventueel) toekomstige wereldburgers te stellen en, met een draai van 180 graden, de hemel te beloven aan elke condoomgebruiker.
7 miljard mensen. Straks misschien 9.
Kan de biologische landbouw er zoveel voeden?
Over deze onderwerpen worden felle debatten gevoerd, en wie zich ook maar een beetje verdiept in de materie komt al snel tot de rotsvaste overtuiging dat er maar één goede conclusie mogelijk is.
Helaas komt niet iedereen tot dezelfde conclusie, en al die rotsvaste overtuigingen maken het debat er niet minder fel op.
Nu ben ik een beetje een lui mens, en ik kies er doorgaans voor om het trekken van een conclusie zo lang mogelijk uit te stellen. Meestal gaat het dilemma dan vanzelf weg.
Zo ook nu. Of de agritechnologische landbouw gezonde producten kan opleveren, of de biologische landbouw de wereld kan voeden – het zal er binnenkort waarschijnlijk weinig meer toe doen. De keuze wordt, als het ware, voor ons gemaakt. Kunstmest wordt gemaakt van fosfaat en fosfaat is een minerale grondstof die, dat is minerale grondstoffen eigen, in beperkte mate voorhanden is. Ook aardolie, een grondstof waarvan de grootschalige landbouw volledig afhankelijk is, ligt in eindige hoeveelheden in onze bodem opgeslagen en ook die voorraden raken uitgeput.
De vraag of biologisch werkelijk beter is, doet dus niet ter zake. In de toekomst eten we biologisch of we eten niks.
Onder meer om die reden ben ik begonnen een deel van mijn voortuin op te eisen, tot verdriet van de rest van mijn gezin, om daar op biologische wijze groenten te verbouwen. Ten eerste hoop ik mezelf zo een vaardigheid aan te leren waar in de toekomst veel vraag naar zal zijn, of in elk geval kennis op te doen die ik later zal kunnen doorgeven aan mensen die hem nodig hebben. In de tweede plaats hoop ik dat ik, als de meest sombere voorspellingen waarheid worden en onze samenleving binnen enkele decennia in ernstig verval raakt, nog de mogelijkheid zal hebben mijn gezin van gevarieerde voeding te voorzien.
Nu is er een reden dat de grootschalige landbouw zijn toevlucht neemt tot kunstmest. Dat ontdek je al heel snel als je zaadjes in de zandige bodem van Nijmegen stopt.
Er groeit hier, naar beneden afgerond, niks.
Binnen afzienbare tijd zal dit waarschijnlijk gelden voor grote delen van onze aardbol – een fenomeen dat wel Peak Soil genoemd wordt. Hierover in latere posts meer.
Kortom: er moet bemest worden. Maar dan wel biologisch.
Ik ben, zoals gezegd, een luiaard. Dus toen ik over een manier las om tegelijkertijd te bemesten én onkruid tegen te gaan was ik al snel verkocht. Die methode heet sheet mulching en ze bestaat uit het in laagjes aanbrengen van organisch materiaal. Dit materiaal vergaat, bemest zo de planten en verhindert en passant het kiemen van onkruid. Het 'recept' luidt: plaat karton, laagje compost, plaat karton, laagje stro, plaat karton (etc.). Dat leg je d'r in de herfst op, en dan in de lente: tadaa! Dikke laag vruchtbaar spul, en al het onkruid verstikt.
Nou – daar kan weinig mee mis gaan, dacht ik.
Ik had alleen niet al teveel karton en ook maar een heel klein beetje compost. Dat hele kleine beetje was net genoeg voor een dun laagje op de groentebedden, en daar kon nét een plaat karton overheen. Dat was te weinig – voeg elk jaar net zoveel organisch materiaal toe aan je grond als je er, in de vorm van groente, zelf uit hebt gehaald, zo luidt de vuistregel die ik ergens las en die heel redelijk klinkt en die ik daarom maar gewoon volg.
Niet alleen was het weinig - zo'n groot stuk karton in je voortuin, dat ziet er gewoon niet uit. 'Komt daar nog iets overheen?' informeerde mijn geliefde quasi nonchalant.
'Natuurlijk,' zei ik haastig. 'Stro of bladaarde of zo. Ik denk bladaarde.' Want ik had geen stro bij de hand.
Bladaarde had ik ook niet, maar de grondstof daarvoor is gratis dus daar kon ik wel aan komen.
Voor bladaarde leg je gewoon een grote hoop herfstbladeren in een hoekje van je tuin, je laat die een half jaartje liggen en huppetee: dikke compost waarin je de structuur van de bladeren nog een beetje kunt zien. Bomvol wormen, wat altijd een goed teken is als het om vruchtbare aarde gaat.
Het was herfst, dus er waren bladeren in overvloed, maar dat is nog geen bladaarde. Gaf niks: ik spreidde die bladeren gewoon uit over het karton en moeder natuur zou de rest wel doen, nietwaar? Die beste brave moeder natuur: de vriendin van elke luiaard!
Het geheel zag er trouwens buitengewoon aardig uit, vooral toen ik bovenop een laagje knal-gele bladeren legde (van de Ginko van de buren). Op het bedje daarnaast kwamen de knalrode bladeren van onze wingerd.
Een lust voor het oog!
En in de lente zou het allemaal, als door magie, getransformeerd zijn in super-vruchtbare grond! Ach, wat was tuinieren toch makkelijk...
Nee dus.
Bladeren worden geen bladaarde als je ze niet op een redelijk grote hoop legt. Een laagje bladeren blijft gewoon een laagje bladeren. Weet ik nu.
Het karton daaronder is inmiddels goed vergaan, maar de bladeren liggen er nog.
Dat zorgt voor een tweetal problemen.
Ten eerste: de erwtjes, die ik geplant heb, kunnen niet groeien. Zij zijn heel goed in het 'door een laag aarde heen groeien' maar helaas net iets minder goed in 'door een laag bladeren heen groeien'. Heb ik ontdekt. Hun stengeltjes kunnen niet goed omhoog, hun worteltjes niet omlaag. Er is maar een klein deel opgekomen.
Tijd voor probleem nummer twee!
Dat is het gevederde gevaar dat zich verschuilt achter de onschuldige naam 'merel'.
De merels uit onze buurt denken: mmmm, bladeren. Onder bladeren zitten altijd veel wormen, mmm!
Kortom, de gevleugelde rotzakjes, die straks al mijn kersen zullen opeten, korten voorlopig de tijd met het omspitten van mijn groentebedjes. Zeer grondig.
Dat doet die paar erwtjes, die er opgekomen zijn, bepaald geen goed. Misschien 10% is vooralsnog tot een zekere mate van wasdom gekomen.
Zonde van de nu weliswaar vruchtbare, maar ongebruikte grond. Plus: het ziet er niet uit, zo'n kapot gewroet bedje met hier en daar een erwt.
Gelukkig liggen de groentebedden op een zeer goed zichtbare plek. De hele lente zullen ze daar, visueel gesproken, blijven hameren op de boodschap: Bladaarde maak je met een bladerhoop, niet met een lullig laagje.
Die fout maak ik dus niet nog een keer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten